Gelukkig zijn

Prijswinnende column Metro

Ik paste eens op een driejarige peuter. Hoe lief en schattig dit mini mensje ook deed. Na een paar uur zat ze onwijs over mijn irritatiegrens heen. Dit monstertje had namelijk last van verzamelwoede. Al het speelgoed in de kamer werd door haar op tafel uitgestald. Vervolgens liep ze er als een waakhond omheen, loerend naar de vijand in de vorm van haar kleine zusje.

Ik sloeg de peuter gade terwijl ze ‘haar’ speelgoed tot het uiterste verdedigde. Als haar zusje toch iets te pakken kreeg, werd dit ruw uit haar handen gerukt met de woorden: “Van mij!”
Uiteindelijk kon ik het niet langer aanzien, stapte over de verdedigingslinie heen en verdeelde het speelgoed over beide partijen.
Het kleine zusje was blij dat ze weer iets had om op te kauwen en Gollem ontplofte.
Terwijl ze zo krijsend voor mijn voeten op de grond lag, vroeg ik me af wat dat toch is met spullen. Waarom willen mensen altijd maar meer? Worden we daar gelukkiger van? Uit recent onderzoek blijkt dat je van spullen helemaal niet blij wordt. Toch zijn we in de loop van de geschiedenis nooit opgehouden met dingen kopen. Voor onszelf maar ook voor ons kroost. We kochten massaal de Tamagotchi, de jojo, de Furby en nu de fidget spinner. Aan die laatste heb je helemaal niets, maar het draait lekker rond en de buren hebben er ook een.
Toen het gekrijs overging in gesnotter, probeerde ik in jip- en-janneketaal uit te leggen dat het helemaal niet leuk is om zo gefixeerd te zijn op spullen.
“En je kunt toch niet met alles tegelijkertijd spelen?” vroeg ik.
Toch was ze niet overtuigd.
“Ik wil ook nog een fiets met echte trappers.”
“Ben je dan blij als je die fiets hebt?” vroeg ik.
“Ja, zo blij.” Ze strekte haar armen zo ver mogelijk uit elkaar, want blijkbaar is het geluk van peuters afhankelijk van de lengte van hun armen.
Terwijl ze een snottebel uitveegde over haar linkerwang, keek ze me vragend aan.
“Wat wil jij het allerliefste hebben?”
Ik overwoog even om te zeggen dat ik alles al had, maar vertelde toch maar de waarheid.
“Een auto.” zei ik.
Ik zag het helemaal voor me. De vrijheid van een auto. Overal gaan en staan waar je maar wil. Nooit meer in de trein zitten, nooit meer vertraging hebben. En nooit meer rekening hoeven houden met bevroren bovenleidingen of bladeren op de rails. Met een auto zou ik echt gelukkig zijn.

Vandaag was het dan zo ver. Ik heb een auto gekocht. Vraag me niet wat voor merk het is, maar er zitten in ieder geval vier wielen onder en het heeft een stuur. Ik reed er gelijk mee van Aalsmeer naar mijn vriend in Den Haag. Wat voelde ik me geweldig.
Het geluksgevoel werd iets minder toen ik ontdekte dat de A4 was afgesloten. Al navigerend met een bijna lege telefoon reed ik door de polder heen. Ik had geen
idee waar ik was. Ondertussen begon het keihard te regenen. Mijn ruitenwissers konden de hoeveelheid water niet aan en al snel zag ik helemaal niets meer. Toen mijn telefoon op zwart ging, stond het huilen me nader dan het lachen.
Het enige waar ik toen aan kon denken was mijn oude vertrouwde treinreis naar Den Haag. Heerlijk achteroverleunen in de zachte stoelen met een kopje koffie in de hand. Ja, dat zou me ontzettend gelukkig maken.
Ik weet niet hoe ik er ben gekomen, maar twee uur later plofte ik uitgeput naast mijn vriend op de bank neer. Hij sloeg een arm om me heen en zei: “En ben je blij met je nieuwe auto?”
“Ja, zo blij.” zei ik terwijl ik mijn duim en wijsvinger zo ver mogelijk uit elkaar hield.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *